Alfabet I

Ideën voorbeeldzels, bewerpzels, ontwerpzels
Idioot ongeleerde, ongeletterde, weet niet
Idolatrie afgodery
Ignobel onedel
Ignominie naamschending, schandvlek, schande, oneer
Ignominicus schandelyk, smadelyk, naamschending, eerloos
Ignorant weet niet, weetloos, onkundig
Ignorantie onkunde, onwetenheid, onbedagtheid
Ignoreeren onkundig zyn, niet weeten
Illabeeren insluipen
Illatie inbrenging, invoering, besluit
Illatyt dat ingebragt kon worden
Illegaliteit oneven gelykheid
Illegitime onwettelyk, bastaard
Illiquide onklaar, oneffen
Illudeeren bespotten, beguichelen
Illusie bespotting, beguicheling, scherts
Illusoir bespottelyk
Illustratie verlichting, doorschyning
Illustre doorluchtig, edel
Illustreeren doorlichten, doorhelderen, doorluchtigen, verklaren
Illuvie invloeying
Image beeld, gelykenis
Imaginatie inbeelding
Imaginair inbeeldelyk
Imagineeren inbeelden
Imbecilliteit zwakheid, onsterkheid
Imbueeren onderwyzen, insorten
Imitatie navolging, nabootzing
Immatriculeeren inschryven, opschryven
Immatuur onryp
Imitateur navolger, nabootzer
Imiteeren navolgen, nadoen
Immediatelyk/Immediate eensklaps, zonder middel, onmiddelyk
Immemoriaal ondenkbaar, boven geheugen
Immensie onmetelyk
Immeubile/Immobile ontilbaar, onbeweeglyk,onroerend
Immineeren boven 't hoofd hangen, genaken
Imminentie boven 't hoofd hanging
Immisceeren inmengen, ondermengen
Imminueeren verminderen, verkleinen
Im nobile ontilbaar, onbeweeglyk
Immoderate onmatig
Immoderatie onmatigheid
Immolatie opoffering
Immodest onzedig, ongeschikt, ontuchtig
Immodestie onzedigheid, ontucht
Immortaliteit onsterflykheid
Immutabel onwisselbaar, onveranderlyk
Immuniteit onbelastheid, vryheid, vrydom
Impar oneven, ongelyk, onpaar
Impariteit onevenheid, onpaarheid
Imparrieeren mededeelen
Impatibel ongedoogzaam, onlydelyk, onverdraaglyk
Impatient onlydzaam, onverduldig
Impatientie onlydzaamheid, onverduldigheid, ongeduld
Impedieeren verhinderen, beletten
Impediment belet, hindering
Impelleeren aanstouwen, dryven
Imperateur keizer, veldheer, gebieder
Impereeren gebieden, beveelen, heerschappen
Imperfect onvolmaakt, onvolkomen
Imperfectie onvolmaaktheid, onvolkomenheid
Imperiaal Keizerlyk
Imperieus heerschelyk
Impersoneel onpersonelyk
Imperium merum opperbevel
Impertinentie onhebbelykheid, ongerymdheid
Impertinent ongerymd, flodderlyk, onhebbelyk
Impetreeren verwerven, verkrygen
Impetueus ongestuimig, heftig
Impieteit godloosheid, ongodvruchtigheid
Impitoyabel onbarmhartig
Implacabel onverzoenlyk
Impingeeren aanwryven
Impleeren vervullen
Implicatie invouwing, inwikkeling
Impliceeren/Impliqueeren invouwen, inwikkelen, bevangen, toevouwen
Imploratie aanroepinge
Imploreeren aanroepen
Implojeeren te werk stellen
Implojabel onbuigelyk
Imponeeren opleggen, bedriegen, te laste leggen
Importabel ondraaglyk
Important groot, gewichtig
Importantie gewichtigheid
Importeeren belangen, bedragen
Importuniteit overlast, dwang
Importuin overlastig, onbeschoft
Importuneeren overlasten, lastig zyn, dringen
Impositie oplegging, oplage, schatting
Impossibel onmogelyk
Impost schattinge
Imposeeren opleggen, lastleggen
Imposteur verbandmaker, bedrieger
Imposture bedrog
Impotent onmachtig
Impotentie onmachtigheid
Imprenabel onwinbaar, onkrygelyk
Imprecatie toewensching, vloek, kwaadwensching
Imprimeur drukker, printer
Impressie indrukking, drukzel, printdrukking, indrukzel, inbeelding
Imprimeeren indrukken, inprenten, drukken
Improbeeren kwaad keuren, kwaad achten, wraken
Improbitas/Improbiteit onvroomheid, ondeugd
Improbabel onbewyselyk
Imprudentie onwysheid, onvoorzigtigheid
Imprudent onwys, onvoorzigtig
Impudent onbeschaamd
Impudentie onbeschaamdheid
Impudiq onkuis, schamel, oneerbaar
Impugneeren bevechten, bestryden
Impugnabel bevechtelyk, bestrydelyk
Impulsie opstoking, aandryving
Impuniteit ongestrafdheid
Impunibel onstrafbaar
Imputatie uitting, aantyging, toemeting, toerekening, te laste legging
Imputeeren uitten, aantygen, toemeten, toerekenen, te last leggen
In Cas in gevalle
In Cas van Oppositie in geval van tegenstelling
In specie in 't bizonder, afzonderlyk
Inaccessibel ontoegankelyk, onbykomelyk
Inadvertentie onbedachtzaamheid, roekeloosheid, achteloosheid, onwetenheid
Inalienabel onvervreembaar
Inartificiaal onkonstig
Inauguratie inwying, inhuldiging
Inaugureeren inwyen, inhulden
Inæqualis onevengelyk
In æqualitas/Inæqualiteit ongelykheid, onevengelykheid
Incapabel onvatbaar, begrypeloos, onbevattelyk
Incapaces die volgens de wetten niet mogen
Incapaciteit onvatbaarheid, begrypeloosheid
Incarnatie vleeschwording, menschwording, bevleesching, tydschrift, talschrift, tydbeschryving
Incarceratie kerkering, gevankenis, hegtenis
Incarcereeren kerkeren, vangen
Incendeeren aansteeken, vier insteeken
Incertitude onzekerheid
Inceste bloedschande
Incident inval, voorval, invalling, toeval
Incideeren insnyden, opsnyden, voorvallen, tusschen vallen, enz,
Incipieeren beginnen, aanvangen
Incisie insnyding, doorsnyding, enz.
Inciteeren aanporren, opstoken, aanritzen
Incivil onburgerlyk, onheus, onbeleeft
Inciviliteit onburgerlykheid, onheusheid, onbeleeftheid
Incessament onophoudelyk
Inclinatie toeneiging, neiging
Inclineeren toeneigen, neigen
Incluis ingesloten, binnen in begrepen
Inclusive binnen gerekend
Incogitabel onbedenkelyk
Incomitabel onverdraaglyk, onlydelyk, niet overeenkomende
Incommodatie ontryving
Incommoditeit ongelegendheid, ongemak, ongeryf
Incommunicabel ommededeelbaar
Incommodeeren ontrieven, ongelegenheid maken
Incomparabel onvergelykelyk
Incompatibel onverdraaglyk, onlydelyk, niet overeenkomende
Incompetent onbehoorlyk, onwettig, niet onderhorig
Incompetente rechter, ononderhorige rechter
Incomprehensibel onbegryppelyk
Inconstant onstandvastig, wispeltuurig
Inconstanti onstandvastigheid, wispeltuurigheid, ongestadigheid
Incontinentie datelyk, strak, op staande voet
Inconvenient ongeval, misval, ongeluk
Incorporeeren inlyven, innemen
Incorporatie inlyving
Incorporeel onlichamelyk
Incorrect onverbeterd, gebrekelyk
Incorruptibel onverderffelyk
Incredibel ongelooflyk
Increment/Incrementum ryzing, aanwassing, aangroeijing
Increduliteit ongeloovigheid
Increpatie bekyving
Increpeeren bekyven, bulderen
Inculpabel onstraffelyk
Inculpeeren beschuldigen
Inculpatie beschuldiging
Inculqueeren/Inculceeren instampen,inscherpen
Incumbeeren opleggen, opsteunen, aanvorderen, voorhebben
Incurabel ongeneesselyk
Indageeren navorschen, opspooren
Indagatie naforschinge, opzoekinge
Indemneeren schaadelooshouden, vry houden
Indemniteit schadeloosheid, vry houding
Independent onverbonden, onafhangig, van niemand afhangende
Independentie onafhankelykheid
Index bladwyzer, register
Indiceeren gebieden, aanzeggen
Indictie aanzegging, oplage, tydgebod, aanrading
Indifferent eenderley, onverscheidelyk, eveneens
Indigentie behoeftigheid
Indignatie verontwaardiging, onwaardigheid
Indigneeren verontwaardigen, kwalyk neemen
Indirect kromsweegs, averechts, door omweegen
Indiscreet onbescheiden
Indiscreetie onbescheidenheid
Indistinct niet onderscheiden
Indispoost ongesteld, ongezond
Indispositie ongesteldheid, ongezondheid
Indissolubel onloffelyk
Individuum ondeerlyk, byzonder
Indivisibel ondeelbaar
Indole imborst, aart
Indubitabel ontwyffelbaar
Induceeren invoeren, inleiden, aanraden, wysmaken, onderwyzen
Inductie aanraading, invoering, invoeging, indrang
Indureeren verharden, verhard maken
Indulgentie aflaat, gedooging, toelaating, vrygeving, verwilliging, lekkere spyzing
Indulgeeren gedoogen, toelaten, aflaat geven
Industrie gaauwigheid, wakkerheid, kloekheid, naarstigheid, vernuftigheid
Industrieus vernuftig, snedig, gaauw
Inegaal oneffen, ongelyk
Inegaliteit oneffenheid, ongelykheid
Inept ongerymd, onbekwaam
Ineptie ongerymdheid, ombekwaamheid
Inessabel onuitsprekelyk
Inertie vadzigheid, luyheid
Inestimabel onschattelyk, onwaardeerlyk
Inevitabel onvermydelyk
Inexcusabel schuldbaar, onverschoonlyk
Inexpert ongeoeffende
Inexplicabel onuitleggelyk
Inexpugnabel onwinbaar, onverwinnelyk
Infaam eerloos
Infameeren faamroven, schandvlekken
Infamie schandvlek, faamroving
Infantie kindsheid, onmondigheid
Infailibel onbedrieglyk
Infecteeren besmetten
Infect stinkend, besmet
Inferieur minder, langer, onderdaan
Infereeren invoeren, inbrengen
Infesteeren beledigen, bekommeren
Infidel ontrouw, trouwloos
Infideliteit ontrouwigheid, trouwloosheid
Infirmiteit onsterkheid, zwakheid, losheid
Inflaminatie ontsteking
Inflatie opblazing, opzwelling
Inflexibel onbuigzaam
Instigeeren inslaan, aanslaan, smyten
Instigatie aanslaning, inslaning
Infruatie/Influentie invloeijing
Informatie kondschap, berigting, bescheid, kennis, onderrigting, invorming, bevorming, verneemschrift
Informeeren kennis nemen, kondschap doen, berichten, onderwyzen, bevormen
Infortuin rampspoed, ongeluk
Infracteur inbreker, overtreder
Infractie inbreuk
Infraudum Creditorum tot verkorting van de Inschulders
Infringeeren breken
Infructueus onvrugtbaar
Infusie instorting, doorgieting
Ingenieur Bolwerker, Vestbouwer, vernufteling, Sterktenbouwer
Ingenieus zinryk, verstandig
Ingereeren indringen
Ingratitude ondankbaarheid
Ingredient inmengzel
Ingredieeren intreden
Ingressie intreding, ingang
Inhabil onbekwaam, onabel
Inhabiliteit onbekwaamheid, onabelheid
Inhabitabel onbewoonlyk, niet bewoonbaar
Inherentie inhanging
Inhæsie inhanging, aanhanging
Inhereeren inhangen, inblyven
Inhonest eerloos, oneerbaar
Inhumain onbeleeft
Inimicitie vyandschap
Iniquiteit ongeregtigheid, onbillykheid
Iniq onregtvaardig, onregtmatig
Initiatie inwying, heiliging
Injectie inworp
Injunctie beveling
Injungeeren toevoegen, opleggen
Injurie ongelyk, onrecht, hoon, smaad
Injurieeren verongelyken, hoonen
Injuste onrechtvaardig
Injustitie onrechtvaardigheid, ongerechtigheid
Innavigabel onbevaarlyk
Innocent schuldeloos, onnozel
Innocentie onnozelheid
Innovatie vernieuwing
Inoveeren vernieuwen
Innumerabel ontelbaar, ontallyk
Innobedient ongehoorzaam
In Persona in eygen hoofde
Inprofiso onvoorziens
Inquieteeren ontrusten, verstooren
Inquietatie/Inquietude ontrusting, ontrust
Inquireeren onderzoeken, doorsnuffelen
Inquisitie onderzoek, verneeming
Inquisiteur onderzoeker, onderzoekmeester, ketter meester
Insanabel ongeneeslyk
Insanie dolligheid
Insatiabel onverzadelyk
Inscriptie opschrift
Inscriptis schriftelyk
Inscruatabel ondoorgrondelyk
Insensibel ongevoeglyk
Inseparabel onscheidelyk
Insereeren inzetten, invoegen, inlyven, tusschenvoegen
Insertie invoeging
Inserveeren bedienen, iemand ten dienste staan
Insidie belaging, schuilhoek, list
Insigne merkteeken, kenteeken
Insimuleeren betichten, aanklagen
Insumilatie betichting, aanklaging
Insinuatie inschryving, te kennen geving waarschouwing, verwittiging
Insinuant verwittiger
Insinueeren indringen, invleyen, inschuiven, te kennen geven, aanmelden, verwittigen
Insisteeren aanstaan, volharden, aanhouden
Insolent moedwillig, ongewoon, overdadig
Insolentie moedwilligheid, moedwil, dertelheid
Insolidum gantschelyk, geheelyk
Insolvent onbetaalyk, onbetaalbaar
Insolventie onvermogenheid tot betalen
Inspicieeren aanschouwen, inzien
Inspectie beschouwing, aanschouwing
In specie in 't byzonder, afzonderlyk
Inspectie Oculair oog bezigtiging, 't welk gebeurd als men een werk daar verschil om is moet bezichtigen
Inspiratie inblazing, aanblazen
Inspireeren inblazen, aanblazen
Instantie aanhouding, volstandigheid, geduurigheid, begin, Rechtsvervolg of een eis die werkelyk in 't Gerichte aangesteld en beweerd wordt
Insteeren aanhouden, vervolgen
Instauratie herstelling, oprechting, vernieuwing, weeroprechting
Instaureeren oprechten, vernieuwen, herstellen
Instigatie aanstouwing
Instigeeren opstoken, aanstouwen, ophitzen
Instigateur opstoker, aanstouwer
Instinct drift, ingeving, inblazing
Institueeren inzetten, onderwyzen, instelling
Institutie inzetting, onderwyzing, instelling
Instructie onderrichting, toerichting, bericht, narichting, onderwys
Instrueeren onderrichten, toerichten, schriftelyk bewyzen
Instrument tuig, werktuig, handeltuig, gereedschap, richting, handeltuigschrift
Instrumenten verhandelbrieven
Instrumenten van Guarant brieven van Vrywaring
Insubsidium ter nood, tot onderstand
Integriteit degelykheid, oprechtigheid
Intelligentie/Intellect kundschap, verstand, kennis
Intemperant onmatig
Intemperantie ongemagtigheid
Intendeeren spannen, uittrekken, veranderen, beoogen, voorhebben, natrachten
Intensie verflying, inspanning
Intentie oogwit, opzet, oogmerk, voornemen, opzetting
Intendit eischschrift, eisch bewysschrift
Intendit intentie, oogmerk, eisch besluit, eischschrift
Dienen van intendit is overleveren zynen eisch met de verificatien en bewyzen; zynde dit het profyt van het derde default
Intendit eisch of bewysschrift 't welke den eischer overgeeft wanneer den gedaagde in rechten niet en verschynd en van alles is versteken om zyne meening en eisch den rechter voor te dragen ende te bewyzen dat zyn eisch billyk en rechtmatig is
Intendit Verifieeren het Eischbewys- schriftwaarmaken
Intendit te zien overleggen met de verificatien dat is als de gedaagde voor het alderlaatst gedagvaard word om het eisschrift met deszelvs bewyzen te zien overleeveren aan den Rechters en daar over 't gewysde te hooren
Intenteeren onderstaan, aanleggen, aanwenden
Intercedeeren tusschenspreeken, bemiddelen
Intercesseur bemiddelaar, tusschenspreker
Intercessie bemiddeling, tussenkomst
Intercipieeren onderscheppen
Interdiceeren verbieden, verbod doen
Interdict verbod by den Rechter, verbod
Interessen geldgewin
Interesseeren beschadigen, vernadeelen, verkorten
Interest schadebelang, geld verdingst
Interjectie inworp, inworpzel, tusschenstelling
Interinement gestanddoening, gestanding
Interineeren gestaden, voor goed keuren
Interloqueeren tusschenspreken
Interlocutie tusschenspraak, tusschenoordeel by vonnisse
Interlocutoir een vonnisse van den Rechter tusschen het begin en einde van een pleidooy waarby dien aangaande eenige ordre gesteld word
Interlocutoire tusschenoordeel, tusschenspreken
Interlocutoir Vonnisse oordeel, tusschenoordeel
Intermitteeren ophouden, aflaten, verpoozen
Intermissie aflatinge, verpozinge, tusschenkomst
Interpellatie inspraak, tusschenspraak, verzoek, aanspraak
Interpelleeren inspreken, tusschenspreken, verzoeken, stuuren, verhinderen
Interponeeren/Interposeeren tusschenstellen
Interpositie tusschenstelling
Interpretatie uitlegging, vertaling, verklaring, vertolking
Interpreteeren uitleggen, verklaaren
Interrogatie ondervraging
Interrogatorien vraagstukken die iemand in Rechten voorgesteld worden om te beantwoorden
Interrogeeren ondervraagen
Interrumpeeren tusschen invallen, scheuren, iets bybrengen, daar men eene zaak mede veragtet en stille doet staan
Interrupt afgebroken, verloopen
Interruptie afbreuk van een Pleydooy, afbreking, tusschenvalling
Interval tusschenheid, tusschenval
Interventie tusschenkomst
Intervenieeren tusschenkomen
Inthimatie aankondiging, bekendmaaking
Inthimeeren ontbieden, aankondigen
Intimideeren vertzagen, vreeze aanjagen
Intituleeren naamnoemen, benamen
Intitulatie naamgeving
Intolerantie onverdraaglykheid
Intolerabel onverdraaglyk
Intoneeren voorzingen, geluid maaken
Intractabel onhandelbaar, bars, onrekkelyk
Intresse belang
Intricaat verward, verstrikt
Intricatie verwarring, verstrikking
Intriqueeren verstrikken
Introduceeren invoeren, inleiden, inbrengen
Introductie inleiding
Intuit opzigt, aanblik, aanzigt
Invadeeren aanvallen, invaaren
Invalide onsterk, onbestandig, dat niet bestaan en mag
Invariabel onveranderlyk
Invasie aanval, inval
Invectyf lastering, geschelding, doorstryking
Inveheeren uitvaaren, tegen iemand inbrengen
Inventaris opschryving van goederen, inhoud staat boelschrift
Inventarieeren opschryven, beschryven, boelbeschryven
Inventaris van Stukken Naamlyst of beschryvinge van alle de stukken van een Pleydooy waarby dezelve met letters worden aangewezen
Inventeeren vinden, uitvinden
Inventeur vinder
Inventie vinding, vond, ervinding
Inversie omkeering, omkeer
Inverteeren omkeeren, omwenden
Investigeeren opspeuren, navorsschen
Investieeren bezit nemen, huldigen, verlyden
Investiture instelling, Leengiftbrief, huldiging
Inveratie veroudering
Invincibel onvindbaar
Inviolabel onschendbaar
Invitatie nodiging, aanporring
Inviteeren aanporren, nodigen
Inundatie overvloeying, watervloed
Inundeeren invloeyen
Invocatie aanroeping
Invoceeren aanroepen, beroepen
Involveeren inwikkelen, inwinden
Involutie inwikkeling, inwinding, inwenteling, bestrikking
Inutil onnut
Iracundie gramschap
Ironie schimpreden, schers, spotspreuk
Irraisonabel onredelyk, onbillyk
Irratonaal onredelyk
Irregulier ongemeen, ongeschikt
Irreconciliabel onverzoenlyk
Irreparabel onverbeterlyk, onvergoedelyk
Irreprehensibel onberispelyk
Irreverentie oneerbiedigheid
Irrevocabel onwederroepelyk
Irrideeren begekken, belagchen, bespotten, beschimpen
Irriteeren tergen
Irronicé verkeerd, spottig, schimpende
Isagoge inleidinge
Issue uitgang, uitkomst, uitgangrecht
Item desgelyks, insgelyks, zoo ook
Iteratie hervatting
Iteratyf meermaal
Intereeren hervatten, herhalen