Faas |
|
Oude naam voor dwarsbalk. |
Fakkel |
|
Ook toorts genoemd. Brandende toorts. [Lichtenberg, Rademacher] |
Fallus |
|
Voorstelling van een menselijk of dierlijk lid in toestand van erectie. Komt o.a. voor bij het beroep van smid die ook paarden castreert. [Istvan Varallay] |
Fantasie- en mythologische wapenfiguren |
|
Wapenstukken, half mens, half dier, of samengestelde dieren, aan de klassieke en oosterse mythologie ontleend. Vooral tijdens de Renaissance werden veel van dergelijke figuren in wapens opgenomen. Bekend zijn de sfinx (mens en leeuw), minotaurus (mens en stier), satyr (mens en bok), centaur (mens en paard), meermin (vrouw en vis), griffioen, eenhoorn en draak. Zie voor een totaaloverzicht van de meest voorkomende figuren achter in deze uitgave. |
Fasces |
|
= Bijlbundel. |
Faun |
|
Bos- en veldgod der Romeinen. Menselijk figuur met ringbaard, ezelsoren, hoorntjes en bokkenpoten, soms blazend op een fluit. Komt voor als schildhouder. [Sweerts de Landas] |
Fazant |
|
Vogelgeslacht uit de orde der hoenderachtigen. Een mannetjesfazant wordt gekenmerkt door zijn mooie kleuren en lange staart. Vogel. [Van Vesanevelt] |
Fenix |
|
= Foenix. |
Filmrol |
|
Een op de spoel gewikkelde filmband. [Gerschtanowitz] |
Flambouw |
|
Een kerkelijk attribuut. Een aan een stok gedragen lichtbron. Komt sporadisch voor. |
Fles |
|
Is meestal van het gewone model. Als hij vierkant is, moet dat aangegeven worden. [Tapper, Vles] |
Fleuron |
|
Blad op rangkronen, meestal met drie maar ook wel met vijf lobben. |
Fleuronkroon |
|
= Bladerkroon. |
Flikkerend |
|
Wordt gezegd als de zonnestralen golvend zijn. Ook andere figuren kunnen “flikkerend” zijn, bijvoorbeeld een ster. |
Flikkerende ster |
|
De stralen worden als vlammen getekend. |
Flikkerende straal |
|
Een smalle golvende straal (lijkend op een vlam) met de punt naar boven. [Bomme, Van Beuningen] |
Flikkerende zon |
|
Een zon met alleen golvende stralen. Heeft de zon flikkerende en stralende stralen naast elkaar, dan heet hij gewoon zon. [Backer, Costerus] |
Fluit |
|
Blaasinstrument. Muziekinstrument. [Peyper, Pfeiffer] |
Foenix |
|
Mythologische vogel, voorgesteld als een uit een vlammende brandstapel komende adelaar. [Phoenix] |
Fonkelend |
|
Wordt gezegd van kolen waar vonken van afspringen. |
Fontein |
|
Ornament met opspuitend water. Wordt in wapens op verschillende manieren afgebeeld, zodat hij altijd nauwkeurig beschreven moeten worden. Meestal een bekken, dat op een voet rust, waarbij dan uit het midden een waterstraal opspuit; soms ook zijn er meer stralen die dan over de rand heenlopen. [Van den Borne, Vignon Heldewier, De la Palma de St. Fuentes] |
Forel |
|
Vissoort; lijkt in wapens in alle opzichten op een zalm, doch kan, evenals de tarbot, geplekt zijn, d.w.z. voorzien zijn van ronde (meestal rode) plekken op de huid. Vis. [Von Derfelden] |
Fortuin |
|
= Fortuna. |
Fortuna |
|
Ook fortuin genoemd. Geluksgodin. Zij wordt voorgesteld als een naakte vrouw met sluier boven het hoofd, die op een soms gevleugelde bol, rad of schelp staat. Soms houdt zij een hoorn des overvloeds vast. [Von Chrismar, Ter Croije, Van Heyst] |
Franciscaan |
|
Monnik in zwarte pij, soms afgebeeld met bijbel of rozenkrans. |
Fregat |
|
Snelzeilend oorlogsschip met drie volgetuigde masten met één of twee dekken. [Rochussen, Turnhout]
|
Friese adelaar |
|
In goud een halve zwarte adelaar komende uit de deellijn op de rechterhelft van het schild. Als de kleuren van de tong, snavel of poten anders dan zwart zijn moet dit vermeld worden. |
Fuik |
|
Visgerei. Meestal gevlochten van wilgentenen. De vorm kan naar de vissoort waarop gevist wordt, de streek of de tijd verschillen. [Fuijck] |